Video Determinatie

Beemdkroon - Knautia arvensis

Door hun fijne beharing geheel grijsgroen gekleurde kruiden met hoofdjes met lila tot lichtblauwe bloemen valt Beemdkroon, Knautia arvensis, op. De hoofdjes zijn afwijkend van die van de composieten, doordat de bodem vlak is en de afzonderlijke bloemen duidelijk herkenbare kelkjes hebben. De bladeren van Beemdkroon staan tegenover elkaar en onderaan de plant zijn ze diep ingesneden. Naar boven zijn de bladeren niet geveerd, maar lancetvormig.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De hoofdjes van Beemdkroon, Knautia arvensis (L.) Coult., uit de Kamperfoeliefamilie, vallen op door hun lichtblauwe tot lila kleur. De meerjarige plantensoort staat vooral in onze wat meer soortenrijke gras- en hooilanden en op dijkhellingen in het rivierengebied.

Uit de ondergrondse wortelstokken ontspruiten rozetten met langwerpige bladeren en verder ook rechtopstaande, vertakte stengels. De bladeren aan de stengels staan tegenover elkaar en zijn veerdelig ingesneden, maar naar boven toe zijn ze weer langwerpig en kleiner. De gehele plant is bezet met fijne haren, waardoor ze wat grijsgroen van keur is. Langere haren daartussen maken dat de stengel ook stijf behaard aanvoelt. De bladeren zijn zittend aan de stengel zonder steel.

Bovenaan de stengels en de vertakkingen staan de hoofdjes. Ze hebben een omwindsel met vlakke spits toelopende bladeren. Op de hoofdjesbodem staan de vele kleine min of meer regelmatige bloemen met een onderstandig vruchtbeginsel. De bloemen hebben geen schutbladen in de vorm van stroschubben. Er is een kleine kelk die bestaat uit een achttal kelktanden. Om het vruchtbeginsel is nog een buitenkelk (ook wel bijzonder omwindsel genaamd) te vinden. Kelk en bijzonder omwindsel zijn sterk behaard met stijve haren. Na bevruchting ontwikkelt het vruchtbeginsel zich tot een nootje en de aanhechtingsplaats aan de hoofdjesbodem groeit uit tot een mierenbroodje. Deze mierenbroodjes trekken mieren aan die dan het broodje met het nootje naar hun nest verslepen. Zo vindt de verspreiding van de plant plaats.

De vierspletige bloemkroon is vooral bij de bloemen aan de rand stralend, waardoor deze bloemen meer tweezijdig symmetrisch dan regelmatig zijn. Binnen de kroon staan vier meeldraden en het vruchtbeginsel heeft een stijl met een stempel. De meeldraden zijn niet met elkaar vergroeid.

De bloemen worden vanwege hun nectarproductie veel bezocht door allerlei insecten die voor bestuiving en bevruchting zorgen.

Beemdkroon groeit op vochtige en grazige bodem met wat kalk, in grazige en zandige bermen en op dijkhellingen; ook in de binnenduinen en langs struwelen komt ze voor, maar ze wordt de laatste jaren wat zeldzamer. Soms vind je exemplaren met bloemen die wit of geel van kleur zijn, maar dat is zeer uitzonderlijk.

MM_130617

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Knautia - Knautia
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.15 - 0.60 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
wit, lila, lichtblauw
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
viertallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
8 kelktanden, 4 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
4 meeldraden
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
hol, rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
tegenoverstaand
Bladvormen:
ingesneden, langwerpig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
rhizoom/ wortelstok
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Beemdkroon omvat naast het grootste deel van Europa ook het aangrenzend deel van West-Azië. Ze komt voor op zonnige en grazige plaatsen op licht humeuze niet te zware bodem met bij voorkeur ook wat kalk in de grond. Het is een soort van het rivierengebied en de kalkrijke gronden in Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden in België. Je vindt de soort tegenwoordig nog vooral op dijken en in bermen; dit hangt onder meer samen met het feit dat ze zich nog kan handhaven in een wat ruigere begroeiing. Maar de soort gaat in zijn geheel achteruit. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland deelt Beemdkroon in in de volgende gras- en hooilandplantengemeenschappen waar ze een belangrijke soort uitmaakt

15Aa1 Kalkgrasland

16Bb1 Glanshaver-associatie

16Bc2 Associatie van Ruige weegbree en Aarddistel

De plantensoort 'Beemdkroon' komt voor in de volgende plantenassociaties:

gelijkenis met composieten.

De bouw van de bloemhoofdjes van Beemdkroon lijkt in eerste instantie nogal wat op de bloemhoofdjes van de composietenfamilie, maar wijkt op een aantal punten duidelijk af. Zo hebben de aparte bloemen op het vruchtbeginsel een kelk, al is die klein en een buitenkelk. De helmknoppen van de meeldraden zijn niet met elkaar vergroeid en de stijl heeft geen twee duidelijke stempels.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Beemdkroon verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 286.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 579. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 745.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 998.

De Duitse naam van deze plantensoort is Witwenblume.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Knáutia árvensis