Video Determinatie

Akkerkool - Lapsana communis

Onder de composieten met alleen citroengele lintbloemen herken je de Akkerkool, Lapsana communis, aan het beperkte aantal lintbloemen in zo'n hoofdje (12-15, gemiddeld 13) en aan het feit dat er geen pappus te vinden is. De bladeren onderaan de plant zijn liervormig, dat wil zeggen ze hebben een grote eindlob en een paar kleine slippen. Samen is dat een veerdelig ingesneden blad. Naar boven toe is de bladvorm ongedeeld meer lancetvormig met een getande rand en bovenaan zijn ze lancetvormig tot lijnvormig.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Binnen de Composietenfamilie kennen we heel wat planten met hoofdjes met enkel gele lintvormige bloemen. Een van deze plantensoorten met tamelijk licht gele lintbloemen is Akkerkool, Lapsana communis L..

Het zaad kiemt in de lente en op de penwortel ontstaat een rechtopstaande stengel. De bladeren onderaan de stengel zijn liervormig. Dat wil zeggen dat er een paar kleine veerdelig ingesneden bladslippen te zien zijn aan de bladsteel, maar heel opvallend is de grote eindlob van het blad. Naar boven toe zijn de bladeren smal tot lancetvormig met een getande rand, tot bovenaan zelfs lijnvormig. Deze bladeren hebben een steel. Bladeren en stengel zijn, vooral in het onderste deel van de plant, borstelig behaard. Naar boven toe neemt de beharing af.

De hoofdjes van ongeveer 1 cm breed staan op tamelijk lange stelen, waardoor ze samen een pluimvormige bloeiwijze geven, die tamelijk open is. In ieder hoofdje is een klein aantal (12 tot 15) lintbloemen te vinden. Gemiddeld zitten er zo'n 13 in een hoofdje. De bloembodem van het hoofdje is vlak en er zijn tussen de bloemen geen stroschubben op de bloembodem te vinden. Zowel tijdens als na de bloei, als zich de rijpe nootjes vormen, zie je dat er geen pappus aanwezig is. Dit onderscheidt de Akkerkool van veel andere op deze soort lijkende composietenplanten. Wel valt na de bloei het wat eigenaardig gevormd omwindsel op. Het heeft een beetje de vorm van een ton of vaas: in het midden breder dan bij de bloembodem en boven aan het omwindsel.

De planten bevatten melksap. Dat is goed te zien als je de stengel doorsnijdt.

De soort kan gemakkelijk verward worden met de Muursla, maar deze soort heeft maar heel weinig bloemen in een hoofdje, namelijk vijf; en die plant is vrijwel onbehaard.

Akkerkool houdt van omgewerkte grond aan de rand van struwelen en aan bosranden. De bodem dient open, vochtig en mineraalrijk te zijn. De plantensoort verdraagt schaduw goed.

MM_140820

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Lapsana - Lapsana
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.30 - 1.20 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, lintvormig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
lancetvormig, ingesneden, liervormig, lijnvormig
Bladrand:
getand
Ondergronds deel:
penwortel
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Akkerkool omvat het grootste deel van Europa; ook de aansluitende gebieden in het westen van Azië en het noorden van Afrika, met name het gebied van het Atlasgebergte, horen ertoe. De plantensoort is inmiddels door de mens in Amerika en Australië ingevoerd. Het is een algemeen voorkomende soort in onze contreien, maar je vindt Akkerkool wat minder op de zandgronden in het noordoosten van Nederland. In Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland, wordt een tweetal plantenassociaties beschreven waarin Akkerkool een prominente rol speelt, namelijk in de

30Aa1 Stoppelleeuwenbekjes-associatie

33Aa4 Associatie van Look-zonder-look en Dolle kervel

De plantensoort 'Akkerkool' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Als bijzonderheid valt te vermelden dat Akkerkool al als akkeronkruid bekend was bij de eerste akkerbouwers van de Bandkeramiek cultuur (ongeveer 4400 voor Christus) op de lössgronden in Limburg; ook in de daaropvolgende Steentijd zijn archeologische vondsten gedaan die erop duiden dat Akkerkool in de lössgebieden voorkwam. Opmerkelijk is dan dat in nog jongere culturen de aanwezigheid van Akkerkool afneemt, maar tegenwoordig zien we weer een toename van Akkerkool als akkerplant. We noemen haar daarom wel een facultatieve akkerplant.

Let er verder op dat deze composiet niet gerelateerd is aan onze koolsoorten; die behoren immers tot de familie der Kruisbloemigen of Brassicaceae, maar de liervormige bladeren van Akkerkool en bijvoorbeeld die van een aantal soorten uit de Kruisbloemenfamilie, zoals de Knopherik, lijken behoorlijk qua bouw op elkaar. Om verwarring te verminderen wordt de Akkerkool daarom ook wel eens Zoomsla genoemd.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van de Akkerkool, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 192-193.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 631. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 685.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1103.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Lapsána commúnis.