Video Determinatie

Aardbeiganzerik - Potentilla sterilis

Een niet al te groot wordende plant die erg veel lijkt op de Bosaardbei is de Aardbeiganzerik, Potentilla sterilis. Zowel de bloemen als de bladeren lijken heel sterk op die van de Bosaardbei en de plant maakt ook stolonen, bovengrondse liggende stengeluitlopers. Daarmee kan de plant zich ook uitbreiden vanuit zijn standplaats. Ook die standplaats lijkt op de plekken waar je Bosaardbei kunt vinden, dus een beetje in de schaduw.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Onder de Ganzeriksoorten (Potentilla sp.) zijn er twee die heel erg veel lijken op de Bosaardbei (Fragaria vesca). Deze twee soorten zijn de Aardbeiganzerik en de Schijnaardbei en het feit dat ze de naam 'aardbei' in hun soortnaam hebben staan, laat dit ook duidelijk zien. De Aardbeiganzerik, Potentilla sterilis (L.) Garcke hoort tot de Rosaceae, of Rozenfamilie, waartoe ook de Bosaardbei, de stamvader van onze aardbeien hoort.

De meerjarige soort vormt net als de Bosaardbei flink wat bovengrondse uitlopers, zogenaamde stolonen, waarmee de soort zijn standplaats vergroot. Op de knopen kunnen dan nieuwe dochterplanten, echte klonen, ontstaan, doordat ze wortelen in de grond. Deze stolonen zijn korter en dikker, dan die van de Bosaardbei.

De bladeren zijn drietallig samengesteld en enigszins blauwgroen aan de onderzijde. De tand aan de top van de drie deelblaadjes is kleiner dan de twee ernaast zittende tanden. Dit is een mooi onderscheid ten opzichte van de Bosaardbei. Verder is de rand van de deelblaadjes gewimperd met zilverwitte haartjes.

De vijftallige bloemen van de Aardbeiganzerik hebben vijf witte kroonbladen, maar de top is niet afgerond zoals bij de Aardbei maar uitgerand of uitgeschulpt; met andere woorden de top heeft twee licht uitgestulpte kanten. De vijf kelkslippen wisselen af met kleinere bijkelkslippen ertussenin; de kelkslippen zijn even lang of net iets langer dan de kroonbladen. Bij de Bosaardbei zijn ze in vergelijking met de Aardbeiganzerik wat kleiner dan de kroonbladen. De kroonbladen van de Aardbeiganzerik zijn in verhouding  kleiner dan die van de Bosaardbei, zodat je tussen de kroonbladen de kelkslippen over hun lengte kunt zien. Bij de Bosaardbei zijn de kroonbladen wat groter, zodat ze elkaar raken of een klein beetje overlappen.

Er zijn geen eetbare schijnvruchten, zoals we van onze aardbei kennen; dit komt doordat de bloembodem niet opzwelt tot een schijnvrucht. De Schijnaardbei heeft net als de Bosaardbei wél een verdikte schijnvrucht die een beetje lijkt op de schijnvrucht van de Bosaardbei, maar deze is niet sappig.

MM_190304

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Ganzerik - Potentilla
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.05 - 0.20 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleuren:
wit, geel
Bloeiwijze:
alleenstaande bloem
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen en bijkelkslippen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
1
Vrucht:
dopvrucht
Zaden:
-
Stengels:
stolonen, kruipend
Schors:
-
Bladstanden:
rozet, verspreid
Bladvormen:
drietallig, oneven geveerd, samengesteld
Bladranden:
getand, gezaagd
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het areaal is atlantisch en omvat het westen en midden van Europa, delen van Groenland en de Azoren, maar in onze contreien is het voorkomen relatief zeldzaam. In onze contreien vind je de zeldzame soort in de bossen rond Nijmegen en in de Achterhoek in de buurt van de IJssel. In de bossen in Zuid-Limburg en de aangrenzende gebieden in België kun je de Aardbeiganzerik op steile kanten van holle wegen vinden, waar de bodem kalkhoudend en vochtig is; ook in graslanden tref je de soort daar aan. Wat Nederland betreft is Aardbeiganzerik in Zuid-Limburg nog het meest verbreid.

De plantensoort 'Aardbeiganzerik' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Uit het geslacht Ganzerik valt de Aardbeiganzerik, Potentilla sterilis (L.) Garcke, uit de Rozenfamilie direct al op door de sterke gelijkenis met de Bosaardbei. Alleen zul je na de bloei, die overigens veel eerder in het jaar plaatsvindt dan de bloei van de Bosaardbei, geen roodkleurige aardbeivrucht op de vruchtsteel aantreffen, maar zoals we dat van andere Ganzeriken kennen, enkel een grote hoeveelheid dopvruchten.

De namen Ganzerik of Ganserick en het Duitse Genserich zouden ontstaan zijn, omdat men fijngehakte plant aan het ganzenvoer toevoegde of doordat de planten van nature tot het geliefde ganzenvoedsel behoorden (met dank aan Jan van Twisk).

Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Aardbeiganzerik en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 88

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 386. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 369.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 711.

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Potentílla stérilis.

In het Duitse taalgebied heet deze soort: Erdbeer-Fingerkraut (Rothmalder, W. 1981 Exkusionsflora, pp 246).