Video Determinatie

Kleefkruid - Galium aparine

In veel bos- en struweelranden, maar ook in halfbeschaduwde ruigten en akkerranden vind je Kleefkruid, Galium aparine. De met veel weerhaakjes bezette planten vallen alleen daardoor al op. De bladeren staan in kransen op de knopen van de vierkante stengels. De piepkliene bloemen hebben vergroeide kroonblaadjes die een klein sterretje vormen.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Kleefkruid, Galium aparine L., valt direct op onder de Walstro's doordat zijn stengels, bladeren en vruchten bezet zijn met veel stekelharen die de vorm van weerhaakjes hebben. Daardoor blijft de plant heel gemakkelijk aan de vacht van dieren hangen, maar ook in de haren van mensen of aan onze kleren. Het is een uitstekende methode om zich te kunnen verspreiden.

De kleine bloemetjes hebben witte kronen en staan in bijschermen in de oksels van de bladkransen. Ze bloeien van juni tot de herfst. De vier kroonblaadjes zijn vergroeid en vormen een klein sterretje. De vier meeldraden staan op de vergroeidbladige kroon ingeplant. Dit geheel is weer ingeplant op het onderstandig tweehokkige vruchtbeginsel. De bijschermen zijn langer dan de bladeren. De vruchtstelen zijn recht en afstaand en de rijpe vruchten zijn 3-6 mm breed. De haren die op de vruchten staan zijn haakvormig en aan de voet verdikt. Zulke vruchten met gekromde weerhaken worden ook wel klitvruchten genoemd. Dergelijke klitvruchten vind je ook bij Groot heksenkruid en de Klitten.

De 60 tot 120 cm groot wordende planten hebben vierkante stengels met vier scherpe hoeken, bijna lijstvormig. Ze lijken rechtop te staan, maar vaak liggen ze over andere planten in de begroeiing heen, waaraan ze zich met hun weerhaakjes omhoog werken. De planten zijn ruw door de stekelharen, die op alle onderdelen van de plant zitten.

Kleefkruid komt zeer algemeen voor op vochtig tot droge, zeer voedselrijke, omgewerkte grond op akkers, in loofbossen en in halfbeschaduwde struweel- en bosranden.

MM_111023

Laatste wijziging 130730

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Walstro - Galium
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.60 - 1.20 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
bijscherm
Bloemvorm:
regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
4 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
4 vergroeid met de kroonbladen
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
splitvrucht
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, vierkantig, liggend
Schors:
-
Bladstand:
in kransen
Bladvorm:
lijnvormig
Bladrand:
stekelig getand
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het verspreidingsgebied van Kleefkruid omvat bijna heel Europa en een groot deel van Azië. In Noord- en Zuid-Amerika is de plant door menselijk toedoen aldaar terecht gekomen. Het is een soort die in bosranden, hagen en heggen en in ruigten voorkomt, waarin ze zich met de weerhaakjes omhoog werkt tussen de andere planten.Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft Kleefkruid als een belangrijke soort in een groot aantal ruigtegemeenschappen

33 Klasse der Nitrofiele zomen

37 Verbond van Sleedoorn en Meidoorn;

08 Klasse der Wilgenvloedbossen en -struwelen

43Aa Verbond van Els en Gewone vogelkers

De plantensoort 'Kleefkruid' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Het meest bijzondere van Kleefkruid is toch wel dat de plantensoort zo gemakkelijk verspreid wordt door dieren en mensen, door de weerhaakjes waarmee de vruchten en andere onderdelen zo gemakkelijk blijven hangen aan haren en kleren.

De kransvormige staande bladeren zijn eigenlijk twee tegenoverstaande bladeren ieder met twee steunblaadjes die uitgegroeid zijn tot dezelfde lengte als de bladeren. Op die manier zijn er nu aan de plant steeds kransen van zo'n zes gelijkgrote bladeren te zien.

Voor meer uitgebreide informatie over de relaties met andere organismen, het milieu en de ecologie van Kleefkruid verwijzen wij naar Weeda, E.J. et al., (1988) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 3: 105.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 474. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 678.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 980.

Uitspraak van de wetenschappelijke naam: Gálium aparíne.

In het Duitse taalgebied: Gewöhnliches Kletten-Labkraut, Rötegewächse; Kosmos Naturführer (2017). In Rothmaler, W. (1981) wordt daarnaast als andere soortsnamen Kleber en Klebkraut gegeven.