Video Determinatie

Hollandse linde - Tilia x europea

Zowel in ons stadsbeeld als in veel lanen en langs wegen aangeplant vind je de Linde, Tilia. De boom is gemakkelijk te herkennen vooral doordat er in de loop van een groeiseizoen erg veel jonge scheuten, zogenaamde waterloten, ontstaan aan de voet van de Linde. De kenmerkende gele bloeiwijzen met bloemen die een zoete geur verspreiden vallen ook op, net als de vruchten die samen met het vruchtblad in de herfst naar beneden komen zeilen. Van oudsher is Lindehout geliefd geweest, vandaar dat er nauwelijks nog van nature lindes voorkomen in onze bossen. Maar de mensen hebben dit gecompenseerd door de Linde veel aan te planten, met name dicht bij en in de bebouwing van dorpen en steden.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

De Linde, Tilia, hoort tot de Kaasjeskruidfamilie. Van nature komen er twee soorten Linde in ons land voor. De Zomerlinde en de Winterlinde. Het meeste komt echter de Hollandse linde, Tília x europaea L. voor. Het is een kruising van beide wilde soorten.

Zeer kenmerkend aan alle Linden is het handnervig blad dat min of meer rond is en spits toeloopt. De bladrand is gezaagd. De nerven hebben zijnerven van de tweede orde en deze weer zijnerven van de derde orde. De laatste vormen een zeer kenmerkend ladderpatroon. De twee bladhelften zijn ongelijk van vorm, wat resulteert in een scheve bladvoet. Aan de onderzijde zie je verder in de nerfoksels toefjes van haren. Bij de Zomerlinde zijn ze wit van kleur en bij de twee andere soorten roodbruin tot rossig.

De bloeiwijze komt te voorschijn uit bladokselknoppen en bestaat uit een aantal hangende gele bloemetjes. Het aantal varieert van 2-5 bij de Zomerlinde; 5-12 bij de Winterlinde en 3-7 bij de Hollandse linde. Ze verspreiden een sterke zoet-weeïge geur waar veel insecten op afkomen. Deze dragen zorg voor de verspreiding van het pollen. Maar ook wordt pollen afgegeven aan de lucht, zodat er windbestuiving kan plaatsvinden. Dat pollen is zeer weinig allergeen, maar er zijn mensen die zeer gevoelig kunnen zijn voor bloeiende Lindes. Of dat door pollen of de geur veroorzaakt wordt is nog een vraag. Bij de uitgroei van de vruchtbeginsels tot vruchten vormt zich een vruchtblad. Na rijping dwarrelen de vruchten samen met het vruchtblad naar beneden.

Je vindt op de Linde veel beestjes. Met name bladluizen voeden zich met het zoete sap uit de bladeren van de linde. Vaak worden deze bladluizen door mieren gemolken. Maar veel sap valt ook in druppeltjes naar beneden. Lieveheersbeestjes zijn de natuurlijke vijanden van de bladluizen en eten deze op.

3000 jaar geleden, na de laatste IJstijd zijn de linden weer teruggekeerd als onderdeel van de natuurlijke bossen in ons land. Resten van deze lindebossen zijn tot het midden van de 11 eeuw aangetroffen in midden Limburg waar twee oude dorpen hun naam danken aan de linde: Linne en Limbricht. Sinds de middeleeuwen worden linden vooral veel aangeplant in lanen en parken of als solitaire boom. Bekend is de linde op het marktplein, waar vaak ook recht gesproken werd. Zo n oude solitaire linde staat in Sambeek, hij is meer dan 500 jaar oud en mogelijk de oudste nog bestaande boom in Nederland. Lindehout is zacht en gemakkelijk te bewerken. Veel prachtige, oude beelden zijn uit lindehout gesneden en ook nu nog wordt lindehout veel gebruikt door beeldsnijders.

MM_101201

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Linde - Tilia
Plantvorm:
boom
Plantgrootte:
5.00 - 35.00 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
geel
Bloeiwijze:
tuil
Bloemvormen:
vijftallig, regelmatig
Bloemtype:
tweeslachtig
Bloembladen:
5 kelkbladen, 5 kroonbladen
Meeldraden:
20 of meer, in bundels
Vruchtbeginsel:
bovenstandig
Stijlen:
1
Stempels:
5
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengel:
rechtopstaand
Schors:
gegroefd, glad, grijs
Bladstand:
verspreid
Bladvormen:
hartvormig, driehoekig
Bladrand:
gezaagd
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Na de laatste IJstijd heeft de Linde zich weer in Noordwest Europa gevestigd. Zo'n 3000 jaar geleden maakten de beide Lindesoorten Zomerlinde en Winterlinde deel uit van onze natuurlijke bossen. Daar is niets meer van terug te vinden, omdat de mens deze bossen geexploiteerd heeft en ook het geliefde Lindehout voor allerlei bouwkundige doeleinden gebruikt heeft. Enkel in het midden van de provincie Limburg herinneren de namen van een tweetal oude dorpen, Linne en Limbricht, aan het feit dat tot in de vroege middeleeuwen Linden nog veel voorkwamen in de bossen in de omgeving. Ook een moderne naam als Lindenheuvel voor een stadswijk in Geleen herinnert hieraan. Momenteel vind je nog slechts sporadisch een Linde in onze bossen. De meeste Linden zijn aangeplant, hetzij als laanboom, hetzij als solitaire boom.

De plantensoort 'Hollandse linde' komt voor in de volgende plantenassociaties:

De Linde heeft in het dagelijks leven van de Westeuropese mens een grote rol gespeeld. Aanvankelijk heeft de mens het hout voor diverse doeleinden gebruikt, maar de Linde heeft ook een rol gespeeld in culturele gebruiken. Bijvoorbeeld de solitaire Linde op het dorpsplein was de plek waar recht gesproken werd. Ook in de romantiek speelt de Linde een grote rol, zoals uit diverse liederen blijkt waarin de Linde een rol speelt. Voor boerderijen, watermolens en herbergen werden vaak een aantal, meestal vier Linden geplant, die je soms in het landschap nog terugvindt, terwijl de oorspronkelijke huizen waar ze bij geplant zijn allang zijn verdwenen.

Lindehout is zacht en kan gemakkelijk bewerkt worden. Het was daarom in de Middeleeuwen, maar is ook nu nog steeds geliefd bij beeldsnijders.

Uitgebreidere informatie over de ecologie van de Linde en de relaties van deze soort met andere organismen en het milieu kunnen gevonden worden in Weeda, E.J. et al., (1987) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 2: 180.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 441. Of met de nieuwe 24ste druk van deze flora: Duistermaat, L. (2020) Heukels' Flora van Nederland: 458.

Een andere gemakkelijke determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 565.