Video Determinatie

Dwergviltkruid - Logfia minima

Een tamelijk klein blijvende soort op zandige droge bodems in de volle zon is Dwergviltkruid, Logfia minima. De plantjes zijn zo sterk behaard met fijne haren dat het net lijkt of ze helemaal onder de schimmels zitten. De tot hoogstens 15 cm hoog wordende exemplaren zijn vanaf het kleine rozetje vertakt in de vorm van gaffels. In het bovenste deel en in de oksels van de vertakkingen zitten kluwens met hoogstens 6 hoofdjes. Als de rijpe vruchten weg zijn, blijven de omwindselblaadjes achter als een soort van sterretje.

Klik op een foto voor kenmerk met uitleg:
Verspreidingskaart
Ecologische parameters

Logfia is net als het verwante geslacht Viltkruid goed te herkennen door het algemeen aanzien dat in hoge mate bepaald wordt door de uitbundige witte beharing die over de hele plant te vinden is. Zowel stengels, bladeren als de kluwens met hoofdjes zijn overdadig wit behaard. Het doet sterk denken aan de wat ouderwetse stof die vroeger gebruikt werd om hoeden van te maken en die vilt heet, vandaar de beschrijving viltig behaard en ook de Nederlandse naam van de Viltkruiden.

Het kleinste van de Viltkruiden dat het meeste in onze flora voorkomt is Dwergviltkruid, Logfia minima (Sm.) Dumort.. Logfia is een soort en geslacht uit de Composietenfamilie. Dat laatste wordt pas echt goed duidelijk als je uit de kluwen een enkel hoofdje vrij peutert en analyseert.

Zo'n hoofdje is ei- tot kegelvormig. Het heeft een omwindsel en de omwindselblaadjes zijn gekield. De binnenste omwindselblaadjes hebben een vliezige, glanzige, kale en geelachtige top. Om zo'n piepklein hoofdje goed te bekijken, moet je het helemaal uit elkaar halen; wat eigenlijk alleen maar goed mogelijk is als je over een prepareermicroscoop beschikt. Binnen de min of meer cirkelvormig ingeplante omwindselblaadjes staat een klein aantal buisbloemetjes. Hiervan zijn de binnenste vijf tweeslachtig en de andere, die eromheen staan, zijn eenslachtig vrouwelijk. Op het kleine onderstandig vruchtbeginsel staat een aantal pappusharen, maar die vallen al zo snel af dat ze zeker geen functie hebben als parachuutje. De nootjes van de buitenste bloemetjes die binnen de gekromde omwindselblaadjes uitrijpen zijn eveneens krom, terwijl die van de binnenste bloemetjes recht zijn. Als de bloei voorbij is blijven de omwindsels als een droog vliezig sterretje achter op de kleine planten.

Na de kieming van het zaad vormt zich een rozet, waaruit later in het jaar de stengel zich ontwikkelt. Deze vertakt zich gaffelvormig meestal al vanaf het rozetje. Bovenin staan de kluwens met hoofdjes. Je vindt deze ook tussen de gaffelvormige vertakkingen en er verspreid langs. Het aantal hoofdjes in een kluwen is beperkt tot maximaal zo'n 6.

Aan de stengel staan de lancetvormige blaadjes verspreid. Ze zijn onder het midden het breedst en hebben een afgeronde top.

Als typische pionierplant vestigt Dwergviltkruid zich op open, zonnige, kalkarme en zandige bodems bijvoorbeeld op akkers en spoorwegemplacementen.

MM_130805, gewijzigd 200312

Hoofdgroep:
Plantenfamilie:
Plantengeslacht:
Logfia - Logfia
Plantvorm:
kruid
Plantgrootte:
0.02 - 0.15 meter
Bloeiperiode:
Bloemkleur:
wit
Bloeiwijze:
hoofdje
Bloemvormen:
composietenbloem, buisvormig
Bloemtype:
eenslachtig en/of tweeslachtig
Bloembladen:
5 vergroeide kroonbladen
Meeldraden:
5 vergroeid met elkaar
Vruchtbeginsel:
onderstandig
Stijlen:
1
Stempels:
2
Vrucht:
nootje
Zaden:
-
Stengels:
rechtopstaand, behaard, gevuld
Schors:
-
Bladstand:
verspreid
Bladvorm:
lancetvormig
Bladrand:
gaaf
Ondergronds deel:
hoofd- en bijwortels
Plantengemeenschappen:

Het areaal van Dwergviltkruid omvat Europa en het aansluitend Atlasgebied in Noord-Afrika. Maar in het uiterste noorden en zuidoosten van Europa is het nauwelijks te vinden. Het was het meest voorkomende Viltkruid in Nederland en had een flinke verspreiding in de duinen. Bijvoorbeeld op Terschelling was het een van de meest algemene duinplantensoorten. Nu is het steeds zeldzamer aan het worden. Schaminée, J. et al. (2010) Veldgids Plantengemeenschappen van Nederland beschrijft de soort in de

14Ba1 Vogelpootje-associatie

De plantensoort 'Dwergviltkruid' komt voor in de volgende plantenassociaties:

Een ander Viltkruid met op sterretjes lijkende achterblijvende omwindselblaadjes is Akkerviltkruid, Filago arvensis.

Dit heeft een habitus, dat is de uiterlijke verschijningsvorm, met een lange rechtopstaande steel die pas bovenin een aantal vertakkingen heeft, waarin de kluwens met hoofdjes zijn te vinden. Deze planten worden veel hoger dan Dwergviltkruid tot wel 50 cm. Mogelijkerwijs is deze soort uit Nederland verdwenen op één plaats in Twente na, waar ze rond 2000 in het Subcentreuroop district weer gevonden is.

Als u geïnteresseerd bent in meer uitgebreide gegevens over de ecologie van Dwergviltkruid, de relaties met andere organismen en het milieu, dan vindt u dat in Weeda, E.J. et al., (1991) Nederlandse oecologische Flora. Wilde planten en hun relaties. Deel 4: 45-46.

Het determineren op wetenschappelijke basis kan gebeuren met behulp van Meijden, R. van der (2005) Heukels' Flora van Nederland, 23ste druk: 595. De wetenschappelijke naam in deze flora luidt nog Filago minima. In de nieuwe uitgave van deze flora luidt de wetenschappelijke naam van Dwergviltkruid Logfia minima;  zie Duistermaat, H(Leni). (2020) Heukels' Flora van Nederland, 24ste druk: 709.

Een andere determinatie is mogelijk met Heijmans, E., Heinsius, H.W. en Thijsse, Jac.P. (1983) Geïllustreerde flora van Nederland, 22ste druk: 1054.

Een interessant overzicht over het voorkomen van Viltkruiden, waaronder het Dwergviltkruid in de omgeving van Nijmegen is te lezen in:

http://www.ooijpolder-groesbeek.nl/art%20vilt%20GMJ146.pdf

Uitspraak (accenten) van de wetenschappelijke naam: Lógfia mínima